zondag 29 april 2012

Deelvraag 1: Vanaf wanneer kan men bij jonge kinderen spreken van topsport?


Wanneer ben je topsporter?

Verschillende statussen

atletes zijn aan het hordenlopen
Het leven van een sporter is druk. Het bestaat vooral uit trainen, trainen en nog eens trainen. Hierdoor is er weinig tijd voor andere dingen. Werken is bijvoorbeeld lastig voor een echte topsporter. Omdat werken wel nodig is om geld te verdienen, heeft NOC-NSF een speciale regeling voor topsporters.
Maar wie is wel en wie is geen topsporter? Volgens NOC-NSF ben je het als: 'je internationaal op het hoogste seniorenniveau (EK’s, WK’s en Olympische Spelen) meedoet, binnen een erkend topsportprogramma'. Omdat dit nog steeds een beetje vaag is, heeft NOC-NSF een verdeling gemaakt tussen A-sporters, B-sporters en HP-sporters.

A-status

De A-status is de hoogste status die je als topsporter kunt hebben. Daarom moet je bij de acht beste sporters van de wereld horen om de status te kunnen krijgen. Laat je tijdens een WK of een Olympische Spelen zien dat je bij de beste acht sporters hoort, dan zal de sportbond waar je bij hoort de A-status aanvragen bij het NOC-NSF. Als je de status toegekend krijgt, geldt deze voor de periode van een jaar. In deze tijd krijg je een aantal voordelen die het leven van de sporter iets gemakkelijker maken. Je krijgt bijvoorbeeld een toelage als je te weinig of geen geld verdient (stipendium). Ook krijg je hulp om een goede trainingsplaats te vinden, zorgt het NOC-NSF voor een financieel adviseur en kun je studeren op een speciale scholen voor sporters. In het voortgezet onderwijs zijn dat LOOT-scholen en op universitair niveau kun je terecht bij de Open Universiteit.

Een voorwaarde om deze voordelen te mogen gebruiken is dat je blijft deelnemen aan de trainingen en wedstrijden die jouw bond voorschrijft. Doe je dit niet dan kun je de A-status kwijtraken. 

B-status

schaatser
Als topsporter met een B-status ben je hard op weg naar de top. Een B-status is namelijk voor sporters die bij de beste 16 van de wereld horen. Ook dit moet je op een WK of Olympische Spelen laten zien.

Om een B-status te mogen behouden moet je laten zien dat je vooruit gaat. Want het uiteindelijke doel van de sporter is een A-status. Daarom moet je goed je best doen om de B-status te mogen houden. Boek je binnen vier jaar geen goede vooruitgang, dan kun je de B-status kwijtraken.

Ook sporters met een B-status krijgen bepaalde voordelen. Dit zijn er niet zoveel als een sporter met A-status.

HP-status

Voor een HP-status moet er een reden zijn dat je heel snel bij de top 8 of top 3 zou kunnen komen. Deze status wordt niet heel vaak verleend.

Bron: http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/project/2570497/kanker/2157361/sport/item/2582152/wanneer-ben-je-topsporter/  (29/04/2012)

Subvraag 4a i: Wat doen de trainers om dit te controleren?



Er gebeurt een screening (bij voorkeur door een erkend keuringsarts). 

Sportmedische screening bestaat minstens uit een vragenlijst (naar de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis), een lichamelijk onderzoek, een rustelektrocardiogram en het bepalen van het SCORE-risico. Deze basisscreening zal ongeveer 55 euro kosten. Let wel: voor preventieve onderzoeken is geen tussenkomst door de mutualiteit voorzien. De arts vermeldt op het doktersbriefje (of getuigschrift voor verstrekte hulp): "preventief sportmedisch onderzoek – geen terugbetaling".

Bij een SCORE-risico van 5% of hoger is een inspanningselektrocardiogram aangeraden. Het inspanningselektrocardiogram wordt afgenomen tijdens een inspanningstest op een fietsergometer volgens het zogenaamde VO2max-protocol of 1-minuutprotocol. Dit onderzoek kan uitgevoerd worden bij een erkend keuringsarts. U betaalt hiervoor een supplement van 35 euro. Indien nodig verwijst de keuringsarts u door naar de hartspecialist of cardioloog.
Deze test dient enkel om de sportmedische geschiktheid te beoordelen. Voor het bepalen van de trainingshartfrequenties en trainingsadvies wordt een andere test gebruikt, met afname van melkzuur tijdens de test.

Deze screening moet minstens om de vijf jaar herhaald worden of eerder volgens het advies van de keuringsarts of bij (nieuwe) klachten.
Naast onderliggende hartaandoeningen bestaan er nog andere risicofactoren voor sportbeoefening, die meestal eigen zijn aan een bepaalde sport. Vraag dit na aan je (sport)arts.



vrijdag 27 april 2012

Subvraag 4a: welke invloed heeft topsport op het hart van een jong kind?


   
Sporters bezitten sowieso meer spiermassa dan iemand die niet sport. Een grotere spiermassa betekent dat het hart meer bloed moet rondpompen om alle hongerige spiercellen van voedsel te voorzien, zodat ze kunnen presteren. Met vele jaren van training zijn niet alleen de spieren van de sporter groter geworden, zijn hart is ook meegegroeid. Een sporthart is dus flink groter dan een ongetraind hart. Er zitten grotere kamers in, die met elke slag meer bloed kunnen wegpompen. Netto resultaat is dat een sporthart niet sneller hoeft te pompen om extra zuurstof naar de spieren te voeren en het krijgt sneller de afvalstoffen uit de spieren weg.

Sporters overlijden vaak aan een hartafwijking. De meest voorkomende hartafwijking waaraan jonge sporters overlijden (aangetroffen in ongeveer de helft van de gevallen), is de hypertrofische cardiomyopathie, afgekort HCM. Hypertrofisch betekent dat de hartspier te dik is, cardiomyopathie betekent dat de hartspier ziek is. Dus, vrij vertaald, een 'zieke, dikke hartspier'. De wand van de linkerhartkamer, de grote pomp van het lichaam, heeft meestal een dikte (in ontspannen toestand, dus als hij niet samentrekt) van tien tot twaalf millimeter.



 

Leervraag 2: Maken deze kinderen zelf de keuze om aan topsport te doen of niet?

Er werd al deels geantwoord op vraag 2.
Dit luidde dat deze kinderen zelf de keuze maken om aan topsport te doen. Dit artikel geeft weer dat sommige kinderen dit zelf niet kiezen.



De helft van de ouders werd positief geĆ«valueerd, zeker wat betreft financiĆ«le en praktische steun, maar zowat een derde van de ouders werd beschouwd als schadelijk voor de kinderen. De meest voorkomende problemen waren excessieve nadruk op winnen, onrealistische verwachtingen koesteren, het kind constant kritiek geven en overdreven pamperen. De coaches zeiden zelf het zwaarst te tillen aan de druk om te winnen, constante kritiek en een gebrek aan emotionele standvastigheid. "Dat stellen we hier ook vast: ouders hebben vaak te hoge verwachtingen bij de prestaties van hun kind en drijven het zo ver over de top", aldus van den Auweele.

Wie droomt niet van een zoon die topatleet is? Dat is nu net waar het schoentje wringt volgens Van den Auweele: "Men beweert altijd dat het de wens van het kind is, maar een kind kiest niet voor een sport: het komt er als een soort vanzelfsprekendheid in terecht. Heel vaak zien we ouders die eigenlijk vooral hun eigen verwachtingen willen waarmaken. En naarmate het kind beter presteert, wordt de druk hoger."

Maar ook de coaches gaan volgens Van den Auweele lang niet vrijuit. "De reactie van de trainer op overbeschermende ouders nu is ze te verwijderen, maar dat is een verkeerde aanpak. Als puntje bij paaltje komt, kiest het kind voor zijn ouders. Men zou veel beter de ouders sturen in hun gedrevenheid en actief deel laten uitmaken van de training, zij het op hun terrein. Dat van de voeding, bijvoorbeeld."

 Bron: De Gendt,T.'Een derde van ouders topsporters heeft slechte invloed op kind'.De Morgen online, 2006-05-16,(www.demorgen.be)

Leervragen en subvragen

Na bespreking met de lector zijn wij tot nieuwe vragen gekomen:

 1)Vanaf wanneer kan men bij jonge kinderen spreken van topsport?

 2) Maken deze kinderen zelf de keuze om aan topsport te doen of niet?

 3)Wat voor invloed heeft topsport op de schoolresultaten?

 4)Wat zijn de gevolgen voor het lichaam bij jonge kinderen die aan topsport doen?
    a)Welke invloed heeft topsport op het hart van een jong kind?
         i) Wat doen de trainers om dit te controleren?
    b)Welk effect heeft topsport op de ontwikkeling bij jonge kinderen?
    c)Wat zijn de gevaren voor de gezondheid bij jonge kinderen die aan topsport doen?

vrijdag 13 april 2012

Leervraag 2: Maken deze kinderen zelf de keuze om aan topsport te doen of niet?


Dit filmpje antwoord deels op onze 2de leervraag 'Maken de kinderen zelf de keuze om aan topsport te doen of niet?'

Er zijn kinderen die zelf mogen beslissen of ze die sport uitoefenen of niet, ze mogen dan zelf ook kiezen hoeveel uur ze daaraan willen besteden. De meeste ouders kijken er ook wel op toe dat het geen invloed heeft op de gezondheid van het kind en of het kind niet in de problemen geraakt met al het schoolwerk.

Er zijn natuurlijk ook kinderen die hier niet zelf over mogen beslissen. De ouders dwingen de kinderen omdat ze willen dat ze er later goed mee zijn. Daardoor trainen de kinderen vaak veel te lang en hebben dan niet voldoende slaap of hebben hun schoolwerk niet kunnen maken. Dan zitten de kinderen de volgende dag doodmoe op school, en kunnen ze zich moeilijk concentreren.



Bron: http://www.youtube.com/watch?v=tq0TwEBsTYM (2012-04-13)